Ik heb mijn hart verloren aan de stad Venetië. Al jaren ga ik er regelmatig een weekje heen om simpelweg te zijn in deze prachtige stad: dwalen door de smalle straatjes, hangen op de vaporetto, negroni’s drinken op een plein, ’s nachts door de lege stad struinen, of ’s ochtends vroeg op de markt verse vis en groenten halen. Daarna laat ik me op de Biënnale verrassen door kunst of architectuur.
Maar naast de stad zelf is het ook een belevenis om eens een wedstrijd van FC Venezia bij te wonen. Een fantastische voetbalclub met fanatieke supporters, spelend in een magisch stadion dat je per vaporetto bereikt. Als ik in de stad ben, ruil ik mijn Sparta-sjaal in voor het groen-oranje-zwart van de Gevleugelde Leeuwen en probeer ik mee te zingen met de prachtige Italiaanse liederen.
Telkens wanneer ik de lagune achter me laat, voel ik hoe Venetië als een zachte echo in mij blijft fluisteren — alsof de stad mijn hart in haar getijden heeft opgenomen en het nooit meer volledig zal teruggeven.