Een paar jaar geleden heb ik twee heerlijke weken door Noord-Schotland gezworven. Eerst reed ik door de Highlands en maakte ik talloze wandelingen. Daarna verbleef ik enkele dagen op het kleine eiland Canna.
Een B&B-eigenaar noemde zijn “achtertuin” gekscherend zijn peaty nothingness. En dat is het precies: een weldadige, gezonde uitgestrektheid van veen en leegte. Lange dagtochten door het open landschap, wandelingen naar bergtoppen of simpelweg ontspannen aan een privé-loch, mijlenver verwijderd van de bewoonde wereld.
Onderweg naar de top van een berg stuitte ik op een onverwachte sensatie bij een kleine waterval: een levende Japanse tuin van dansende luchtbelletjes en schuim rond een paar rotsen. Ik heb er ademloos staan kijken, de bladeren volgend in hun sierlijke choreografie.
Een schittering in zowel de kleinste details als in het grote, overweldigende landschap; een paradijs van mos en water, vol groene schakeringen in duizend tinten.